Busschers & Knibbeler

Annemarie Busschers (1970, Academie Minerva Groningen) In de portretten van Annemarie Busschers zijn linker en rechter gezichtshelft, net als in de realiteit, zelden gelijk aan elkaar. Ze is van mening dat juist deze realiteit van het imperfecte een gezicht uniek maakt: persoonlijker en dus interessanter. Dit portret van een patiënt voor gezichtsreconstructie, toont diens door het leven verkregen uiterlijk, en laat de extreme verschillen zien in de beide gezichtshelften. Gedurende de afgelopen 100 jaar heeft de plastische chirurgie een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Specialisering, en multidisciplinaire samenwerking, maken het mogelijk om grote (gezichts-) reconstructies bij verminkte patiënten toe te passen. Oorlogsslachtoffers en kankerpatiënten brengen in de loop van de 20e eeuw een schat aan ervaringen op het gebied van de reconstructieve chirurgie. Uitgebreide verwondingen, verminkingen en gezwellen kunnen tot op zekere hoogte door middel van chirurgische ingrepen gecorrigeerd worden. Daarmee streeft men, naast een herstel van functie, ook naar een onopvallend gezicht, zodat de patiënt na behandeling weer de ‘gewenste, normale’ rol in de maatschappij kan vervullen. Gaandeweg heeft de reconstructieve chirurgie zich ook ingezet voor een vorm van wensgeneeskunde: borstvergroting, liposuctie en dergelijke worden tegenwoordig ingezet om het gewenste, cultuurbepaalde, uiterlijk te verkrijgen. Het is normaal om te snijden in borsten en billen en het wordt steeds abnormaler om je ‘imperfecties’ te laten zien. Men kan zich dus afvragen, wàt is nog normaal. De huidige maatschappelijke wenselijkheid is er een van perfectie en symmetrie. De maatschappelijke werkelijkheid echter, toont het imperfecte, de zwakte en het resultaat van de worsteling jezelf te mogen zijn.

Miriam Knibbeler (1981, ABK Minerva Groningen) Het materiaal dat ik gebruik, ‘was’, heeft veel tegenstellingen in zich. Fysieke tegenstellingen: het kan hard en koud zijn maar ook warm en zacht. En inhoudelijke tegenstellingen: het kan heel goed huid imiteren en beelden kunnen daardoor erg levensecht lijken. Naast deze associatie met het leven, heeft het ook sterke associaties met de dood, met ziekte en met het vergaan van vlees, met zachtheid en sterfelijkheid. Door de onbeweeglijkheid van een sculptuur imiteert het vlees wat niet langer meer in leven is. Ik maak mensachtige en dierachtige figuren. Voor mij zit daar niet zoveel verschil tussen, de dieren zijn vrij menselijk en de mensen vrij dierlijk. Ondanks de grote mate van mimesis speel ik met schaal en verhoudingen. De beelden zijn heel herkenbaar en toch is er iets vreemds aan. Voor mij is de fysieke aanwezigheid van een werk heel belangrijk. Tegelijkertijd wordt deze ontkend door de transparantie van het materiaal. Het immateriële, het geestelijke is daardoor ook aanwezig. De wezens lijken uit een andere wereld te komen, een oude wereld van herinneringen, dromen en mythes.